Nicoline Coomans van Camping de Vliedberg heeft ons voor twee zaken benaderd:
1. Of wij een waardebon voor een taart willen uitreiken tijdens de Strao, geen probleem. Hartstikke bedankt.
2. Nicoline heeft zich verdiept in de Straô traditie en het e.e.a. op een rijtje gezet, leuk om dit eens te lezen zeker voor de mensen die niet van "de kop van Schouwen" afkomstig zijn. Het stukje is ook onder de "links" geplaatst.
STRAÔ
Het "straô-rieën" was en is een folkloristisch feest
dat zijn oorsprong vindt in een ver verleden en dat alleen op Schouwen bekend
was. Jonge boeren en knechts reden met hun paard de zee in om de voeten van
deze dieren te wassen. Na deze rituele wassing reed men terug naar het dorp om
verschillende keren rond het dorp te rijden.
Hoe het "straô-rieën" (strandrijden) ontstaan is,
moet men een heel eind in de geschiedenis terug. Het westelijk deel van
Schouwen en vooral de omgeving Burgh was reeds in de Germaanse tijd een
belangrijke nederzetting. Het duinlandschap en de ommanteling was hier het
middelpunt waar de goden werden vereerd. Hier vierden de Germanen ook hun grote
natuurfeesten, zoals lente, midzomer, herfst en midwinter. Aan deze hoofdfeesten
gingen later voorfeesten van Allerheiligen en Sint-Maarten vooraf. Het Schouwse
"straô-feest" nu, was een "lentevoorfeest" dat men vierde
als de dagen gingen lengen.
Ook geloofde men in de reinigende en genezende kracht van het
water voor de voeten van de paarden. De oudere boeren weten dit nog heel goed,
want als de voeten van de paarden onder schurft zaten of jeukerig waren kon
zeewater helpen, door ze elke dag met vers zeewater af te spoelen.
Van oudsher werd er "straô-ereeë" op maandag voor de
vasten en iedereen had of kreeg een vrije dag. Omstreeks 1955 is de
traditionele maandag verschoven naar de zaterdag, als gevolg van teruglopende
belangstelling op maandag.
Doordat de boerenpaarden verdwenen waren, was het nu meer en
meer een stoet van warmbloedpaarden geworden waarop gereden werd. Nu lijkt de
geschiedenis zich voornamelijk in Noordwelle weer te gaan herhalen.
Het "straô-rieën" wordt nu nog gedaan te Renesse,
Burgh-Haamstede, Noordwelle, Ellemeet, Scharendijke en Serooskerke. Vroeger
hielden Elkerzee, Brouwershaven, Dreischor en Moriaanshoofd ook
"straô-feest".
Rijzadels kwamen er niet aan te pas, de meesten hadden wel een
stijgbeugel om op het paard te klimmen. Immers als men stijf van leden was,
viel het niet altijd mee om zonder stijgbeugel boven op de rug van een groot
paard te klimmen. Op de rug van het paard lag een gekleurd of wit kleedje, dat
door een riem of singel op zijn plaats werd gehouden.
In de dertiger jaren droegen sommige ruiters reeds een witte
broek, later werd dit een gewoonte. Verder had men hoge zwarte schoenen aan en
altijd een pet op. Met kleurige papieren rozen werden de manen en staarten van
de paarden opgesierd. Tegenwoordig wordt er geprobeerd dit kleding gebruik weer
in ere te herstellen.
Tot 1905 stonden er kraampjes op de dorpen waar
"schroosels" (platte dunne kruidenkoek) en "appelsienen'"
werden verkocht. Eveneens kwam de knecht van bakker Bosloper uit Noordwelle met
z'n “ondekarre” om zijn "schröösels", "appelsienen" en “fredille”
(gekonfijte dadels) aan de man de brengen.
Iedereen mocht met zijn paard in de stoet meerijden, al was
het de eerste keer dat je een paard bereed. Maar dan moest men er wel rekening
mee houden dat het zitvlak 's avonds behoorlijk ontveld kon zijn. Mannen en
jongens (het “straô-rieën” was toen alleen aan mannen voorbehouden) die voor de
eerste keer meereden moesten achter in de stoet rijden. En degenen die de
meeste keren "Straô" hadden gereden, mochten vooraan in de stoet
rijden, zij waren de voorrijders en bliezen op de koperen toeters.